ID | Gender | Height | BMI\_WHO | DirectChol | SexNumPartnLife |
---|---|---|---|---|---|
51624 | male | 164.7 | 30.0\_plus | 1.29 | 8 |
51625 | male | 105.4 | 12.0\_18.5 | NA | NA |
51630 | female | 168.4 | 30.0\_plus | 1.16 | 10 |
51638 | male | 133.1 | 12.0\_18.5 | 1.34 | NA |
51646 | male | 130.6 | 18.5\_to\_24.9 | 1.55 | NA |
51647 | female | 166.7 | 25.0\_to\_29.9 | 2.12 | 20 |
Een variabele is een karakteristiek (bvb. Systolische bloeddruk, leeftijd, geslacht, …) die varieert van subject tot subject (bvb. van persoon tot persoon, van dier tot dier, …) in de studie. Er zijn verschillende types variabelen.
Kwalitatieve variabelen hebben (meestal) beperkt aantal uitkomstcategorieën die niet numeriek van aard zijn. Deze worden onderverdeeld in nominale variabelen en ordinale variabelen . Nominale gegevens zijn er die men kan benoemen. Ze worden niet gemeten en kennen geen natuurlijke ordening; bijvoorbeeld geslacht, ras, bloedgroep, kleur van ogen, … Ordinale variabelen kennen wel een ordening; bijvoorbeeld de BMI klasse volgens het WHO, de rokersstatus (nooit gerookt, ooit gerookt maar gestopt, actueel roker), …
Een ander type van variabelen zijn numerieke variabelen. Hierbij maakt men het onderscheid tussen numerieke discrete variabelen en numerieke continue variabelen. Numerieke discrete variabelen bestaan uit tellingen, b.v. het aantal partners die men had gedurende het leven (geregistreerd in de NHANES studie), het aantal salamanders van de species P. jordani in een bepaald gebied, het aantal reads dat mapt op een bepaald gen in een genexpressiestudie waarbij men gebruik maakt van next-generation sequencing technologie , …
Numerieke continue variabelen kunnen (tenminste in theorie) tussen bepaalde grenzen elke mogelijke waarde aannemen. Bijvoorbeeld, leeftijd is continu want het verschil in leeftijd tussen 2 personen kan in principe willekeurig klein zijn (1 uur, 1 minuut, …). Analoog zijn het gewicht, BMI, fluorescentie-metingen in een ELISA experiment, … continue metingen.
In de wetenschappen gaat men vaak continue gegevens dichotomiseren om ze nominaal te maken. Bijvoorbeeld, systolische bloeddruk wordt omgezet in hypertensie (\(>140\) mmHg) en normotensie (\(\leq 140\) mmHg). Dit vereenvoudigt de beschrijving van gegevens. Helaas is dit een slechte praktijk omdat het meestal leidt tot een aanzienlijk verlies aan informatie en omdat de aldus bekomen resultaten sterk afhankelijk kunnen zijn van de gekozen drempelwaarde. In de praktijk worden de uitkomsten van continue variabelen ook vaak afgerond zodat de vermelde waarden in feite discreet zijn. Om analoge redenen is het vaak wenselijk om ze als continue variabelen te blijven beschouwen.
In de praktijk wil men vaak numerieke rangen toekennen aan de verschillende waarden die ordinale variabelen aannemen. Bijvoorbeeld kan men ervoor kiezen de codes 1, 2 en 3 toe te kennen aan de meetwaarden nooit gerookt, ooit gerookt maar gestopt en actueel roker. Het is belangrijk om te beseffen dat de keuze van die numerieke waarden vaak geen betekenis heeft. Het verschil tussen de toegekende codes (3-2=1, 2-1=1, 3-2=1) is niet bruikbaar gezien men bijvoorbeeld niet onderstellen dat de wijziging in rokerstatus identiek is van nooit gerookt naar ooit gerookt maar gestopt (2-1=1) en van ooit gerookt maar gestopt naar actueel roker (3-2=1).
Geef het type aan van de variabelen in Tabel 1