De genetische code is een verzameling regels die aangeven hoe levende cellen de informatie die zit opgeslagen in hun genetisch materiaal (DNA of RNA sequenties) vertalen naar eiwitten (aminozuursequenties). Meer in het bijzonder definieert deze code een vertaling van trinucleotidesequenties (codons) naar aminozuren, waarbij elk triplet van nucleotiden in een nucleotidesequentie correspondeert met één enkel aminozuur. Bij de vertaling van RNA naar eiwitten kunnen we drie types van codons onderscheiden: de vertaling begint bij een startcodon (AUG) en loopt verder tot één van de stopcodons (UAG (amber), UGA (opaal) en UAA (oker)) bereikt wordt. Daartussen bevinden zich een willekeurig aantal gewone codons, zoals geïllustreerd in onderstaande figuur.
Eén enkele regel tekst die een RNA codon moet voorstellen (dus een string die enkel bestaat uit de karakters A, C, G en U).
Eén enkele regel met de omschrijving van het type van het codon uit de invoer. De vier mogelijke types met bijhorende omschrijvingen staan weergegeven in onderstaande tabel.
type | omschrijving |
---|---|
startcodon (AUG) | start |
stopcodon (UAG, UGA, UAA) | stop |
gewoon codon (elk ander triplet van nucleotiden) | gewoon |
ongeldig codon (string met lengte verschillend van drie) | ongeldig |
Als formaat voor de uitvoer gebruik je de volgende template: "Het codon GCC is een gewoon codon.". De cursieve fragmenten van deze template zijn variabel, en moeten ingevuld worden op basis van de gegeven invoer en de berekende omschrijving van het codontype. Probeer het aantal voorwaarden en de uitdrukking van de voorwaarden die moeten getest worden om de uitvoer te bepalen zo beknopt mogelijk te houden. Het is niet nodig om na te gaan of de gegeven invoer enkel basen uit het RNA alfabet (A, C, G en U) bevat om een geldig codon (gewoon, start of stop) voor te stellen.
Invoer:
GCC
Uitvoer:
Het codon GCC is een gewoon codon.