Maak een programma dat een vereenvoudigde versie van het spel “Zeeslagje” speelt. De computer creëert (in het geheugen) een matrix van 3 rijen hoog en 4 kolommen breed. De rijen zijn genummerd 1, 2, en 3, en de kolommen hebben de letters A, B, C, en D. De computer verstopt in drie van de cellen een “oorlogsschip.” Ieder schip is precies één cel groot. De schepen mogen elkaar noch horizontaal, noch verticaal raken. Laat het programma de schepen per toeval plaatsen, dus niet volgens een vastgestelde configuratie.

De computer vraagt de speler te “schieten” op cellen in de matrix. De speler doet dat door een kolom letter en rij cijfer in te geven (bijvoorbeeld, "D3"). Als de cel waarop de speler schiet niks bevat, zegt de computer “Mis!” Als de cel een schip bevat, zegt de computer “Raak!’ en verwijdert het schip (dus als de speler nog eens zou schieten op dezelfde cel dan is het automatisch een mis). Als de speler erin geslaagd is alle drie de schepen tot zinken te brengen, laat de computer zien hoeveel schoten er nodig waren, en het programma eindigt.

Om te helpen bij het debuggen van het spel, laat je de computer bij de start de matrix tonen waarbij je kunt zien welke cellen een schip bevatten.

Hint: Als je dit een lastige oefening vindt, start dan met een bord waarbij je de schepen al vooraf geplaatst hebt. Als de rest van de code werkt (en dit is niet erg moeilijk na de vorige opgave), voeg dan een functie toe waarbij de schepen per toeval geplaatst worden, zonder dat je controleert of ze elkaar raken. Als dat eenmaal werkt, voeg je code toe die ervoor zorgt dat de schepen elkaar niet kunnen raken.