Als je werkt met een muisbestuurde “user interface” (UI), standaard bij Windows en Mac OS, en ook vaak gebruikt bij Linux, ben je in werkelijkheid aan het communiceren met een visuele representatie van het systeem, of meer specifiek: het bestandssysteem. Programma’s en documenten zijn weergegeven middels “pictogrammen” (Engels: “icons”), die een naam hebben. Ze zijn gegroepeerd in “folders,” die in werkelijkheid “directories” zijn van het bestandssysteem. Je kunt nieuwe folders creëren, documenten verwijderen, programma’s hernoemen, beveiligingen wijzigen, etcetera. Al deze acties kun je ook uitvoeren door direct commando’s te typen, in een omgeving die vaak een “command prompt” of “command shell” wordt genoemd.

Linux gebruikers zijn veelal bekend met de command shell, maar Windows en Mac gebruikers zijn zich meestal niet bewust van het bestaan ervan. Zowel Windows als Mac hebben een programma dat je toestaat om te werken in de command shell. Bij Windows heet het de “command prompt” en is het te vinden bij de “accessories” of “system tools” (of de Nederlandse varianten daarvan). Bij Mac heet het de “Terminal.” Als je dat programma start, zie je zwart schermpje met een knipperende prompt. Hier kun je commando’s typen die het besturingssysteem dan uitvoert.

De commando’s die je kunt geven zijn afhankelijk van je systeem. Dit boek is niet bedoeld om je te leren hoe je het systeem moet gebruiken, maar ik wil in ieder geval aangeven dat je Python programma’s kunt uitvoeren in de command shell door het volgende commando te geven:

$ python <programmanaam>.py

Als Python op je systeem gevonden kan worden, en het programma staat in de huidige directory (dat wil zeggen, de plaats in het bestandssysteem van de computer waar je je op dat moment bevindt), of als je het complete pad naar het programma hebt opgegeven, dan wordt het programma uitgevoerd. Dit kan handig zijn als je een programma hebt geschreven dat bestanden verwerkt, en je wilt een groot aantal bestanden verwerken als een “batch.” Wederom, dat gaat te diep voor dit boek, maar je kunt op een punt in je carrière belanden waar dit extreem handig kan zijn.

De commando’s die je kunt geven zijn zaken als “wijzig de huidige directory,” “maak een nieuwe directory,” “verwijder een lege directory,” “produceer een lijst van alle bestanden in de directory,” “verwijder een bestand,” etcetera. Wederom, het is afhankelijk van het besturingssysteem wat je geacht wordt te doen om deze zaken te bewerkstelligen.

Zoek op je systeem op waar je de command shell kunt starten en voer het programma uit. Op Windows, typ “dir” om de bestanden in de huidige directory te zien. Op Mac en Linux doe je dit meestal met “ls.” Nadat je dit geprobeerd hebt, kun je de command shell weer sluiten.