Zoals vermeld in de vorige opdracht moet je rekening houden met meerdere soorten variabelen:
- Strings (=woorden) zijn de standaard soort bij een input-commando. Met deze soort kan je GEEN berekeningen maken.
- Integers zijn gehele getallen.
- Floats zijn decimale getallen.
Als je in het programma berekeningen wilt maken met deze cijfers moet je deze dus bewaren onder de juiste soort:
- het int()-commando zet de variabele of invoer tussen haakjes om in een integer (geheel getal).
- het float()-commando zet de variabele of invoer om in een decimaal getal.
Voorbeelden
Voorbeeld van omvormen in een formule:
getal1 = input("geef een getal")
macht = int(getal1)**2
print (macht)
In bovenstaand voorbeeld wordt een getal gevraagd aan de gebruiker.
Deze invoer is echter geen cijfer ook al vult de gebruiker bv: "3" in.
Deze "3" wordt opgeslagen als een string (= woord): dit heeft te maken met de binaire taal:
Een cijfer "3" is voor een computer niet hetzelfde als het woord "3".
Wij zien als mens twee keer een "3" staan maar een computer dus niet.
De tweede regel maakt een nieuwe variabele aan (macht) waarin het resultaat komt te staan van de formule achter het =-teken.
Omdat we enkel met cijfers kunnen rekenen zetten we "getal1" om in een geheel getal met het int()-commando. Daarna wordt dit cijfer tot de tweede macht gedaan en opgeslagen in de variabele "macht".
Dit wilt zeggen dat de invoer van de gebruiker eventueel wordt afgerond naar een geheel getal (ook al vult die een decimaal getal in)
De derde regel zet de variabele macht dan op het scherm.
Voorbeeld van meteen omvormen tijdens de invoer:
Een betere methode is om de invoer van de gebruiker meteen om te zetten in de juiste soort. Dit kan met volgende code:
getal1 = int(input("geef een getal"))
Hierbij zal de variabele
"getal1" een waarde krijgen, dat zal een geheel getal zijn
"int()" die via de gebruiker ingevuld wordt
"input()"
Op deze manier ben je zeker dat je voor de rest van het programma met de juiste soort zult werken.
De opdracht:
Maak een programma dat naar 3 gegevens vraagt: de naam van de gebruiker, de leeftijd en de lengte in meter.
Je gaat hiervoor dus de juiste soorten variabelen moeten instellen.
- een invoer van een woord (in dit geval een naam) -> variabele_naam = input()
- een invoer van een geheel getal (leeftijd) -> variabele_naam = int(input())
- een invoer van een decimaal getal (lengte) -> variabele_neem = float(input())
Daarna moet je de uitvoer doen met het print() commando. Denk eraan dat er een komma (,) moet staan tussen elk onderdeel.
vb: print ("woord" , variabele , "woord" , variabele)
Invoer
Een regel voor de naam, gevolgd door een regel voor de leeftijd en een derde regel voor de lengte in meter.
Uitvoer
Een regel die de drie variabelen in 1 zin zet. Denk eraan dat je een komma moet zetten tussen de onderdelen in de uitvoer...
Voorbeeld
Invoer:
Alex
38
1.8
Uitvoer (let op de spaties):
Welkom Alex , U bent 38 jaar en bent 1.8 meter groot