Gegeven

Er zijn drie toetsen, telkens op 20 punten. Je bent pas geslaagd wanneer je de helft of meer scoort op elke toets. Je krijgt de titel onderscheiding indien het percentage hoger is dan 67%.

Gevraagd

Schrijf een programma dat vraagt naar de scores van de drie toetsen. Geef vervolgens het percentage weer op het scherm en geef tot slot de beoordeling op basis van het behaalde percentage: ‘onderscheiding’, ‘geslaagd’ of ‘niet geslaagd’. Rond het percentage af op één decimaal.

Voorbeeld 1

Voer de score van toets 1 in (op 20): 15
Voer de score van toets 2 in (op 20): 12
Voer de score van toets 3 in (op 20): 18

heeft als uitvoer

Je hebt 75.0 % behaald.
Beoordeling: onderscheiding.

Voorbeeld 2

Voer de score van toets 1 in (op 20): 3
Voer de score van toets 2 in (op 20): 20
Voer de score van toets 3 in (op 20): 18

heeft als uitvoer

Je hebt 68.3 % behaald.
Beoordeling: niet geslaagd.