In Sectie 4.5.2 zagen we reeds dat het relatief risico op de aandoening (d.w.z. op case)
in de populatie voor blootgestelden versus niet-blootgestelden niet rechtstreeks kan geschat worden op basis van gegevens uit een case-controle studie.
We zagen dat we wel een uitspraak konden doen hierover a.d.h.v. odds ratio’s, gezien het een symmetrische associatie maat is.
In voorbeeld 18 konden we daarom de odds op borstkanker berekenen voor vrouwen met allel Leu/Leu
versus vrouwen zonder de dubbele mutatie als \(OR=89\times (266+250)/(56\times (342+369))=89\times 512/(56 \times 711)=1.15\).
De odds op borstkanker is bijgevolg 15% hoger bij vrouwen met die specifieke allelcombinatie.
We kunnen ons nu afvragen of dat verschil groot genoeg is zodat we het effect die we in de steekproef zien kunnen veralgemenen naar de populatie toe.
Hiertoe zullen we de kruistabel eerst herschrijven tot een 2x2 tabel zodat we de vrouwen met een Leu/Leu variant vergelijken met de vrouwen in de studie die niet homozygoot zijn in de mutatie[57] (Tabel 14).
brcaTab2 <- table(brca$variant2, brca$cancer)
brcaTab2
##
## case control
## leu/leu 89 56
## other 711 516
Genotype | Controles | Cases | Totaal |
---|---|---|---|
andere | 516 (a) | 711 (c) | 1227 (a+c) |
Leu/Leu | 56 (b) | 89 (d) | 145 (b+d) |
Totaal | 572 (a+b) | 800 (c+d) | 1372 (n) |