Nul- en alternatieve hypothesen:
met voor
en na
metingen veralgemenen naar de populatieparameter
De t-test heeft een p-waarde van 0.013. Tracht de p-waarde zelf te interpreteren. Deze p-waarde is lager dan ons significantieniveau
Het gemiddelde glucosegehalte in het bloed van diabetespatiënten zal, 1 uur na toediening van 100 g glucose, 2.22 mmol/l hoger liggen dan voor deze toediening. Dit verschil is significant op het 5%-significantieniveau (p = 0.013).
De t-test geeft ook een 95% betrouwbaarheidsinterval weer van 0.62 tot 3.83. Dit 95% betrouwbaarheidsinterval omvat het populatiegemiddelde met een waarschijnlijkheid van 95%. Men kan dit ook bekijken als volgt: indien men het experiment zeer veel keer zou herhalen en telkens een 95% betrouwbaarheidsinterval zou opstellen, dan verwacht men dat 95% van alle betrouwbaarheidsintervallen het werkelijke populatiegemiddelde $\mu$ zullen omvatten. De interpretatie van het 95%-betrouwbaarheidsinterval is dus als volgt:
Met een waarschijnlijkheid van 95% kunnen we stellen dat het interval 0.62 mmol/l tot 3.83 mmol/l de werkelijke gemiddelde toename in glucosegehalte in het bloed van diabetespatiënten na toediening van 100 g glucose omvat.
Het toedienen van glucose aan diabetespatiënten resulteert in een significante stijging (p-waarde =