Een watermaatschappij gebruikt volgende methode om de factuur van een klant te berekenen voor een bepaalde periode. Het aantal verbruikte kubieke meter wordt berekend op basis van de meterstand $$R_1$$ bij het begin van de periode en de meterstand $$R_2$$ op het einde van de periode. De totale prijs bestaat uit een vast bedrag $$S$$, plus een bedrag voor het verbruikte aantal kubieke meter. De eerste $$N$$ kubieke meter worden gerekend aan een bedrag $$P_1$$, de rest aan een (kleiner) bedrag $$P_2$$.
De waarden voor $$R_1$$, $$R_2$$, $$S$$, $$N$$, $$P_1$$ en $$P_2$$, in die volgorde en op afzonderlijke regels, in kubieke meter of in euro.
Het te betalen bedrag in euro.
Invoer:
15.145
26.236
5
3.14
4.321
3.456
Uitvoer:
46.046596