Een printer drukt een gegeven zin die eindigt op een leesteken af in een proportioneel lettertype (een lettertype waarvan alle letters even breed zijn). Na het laatste leesteken wordt een spatie afgedrukt, en daarna wordt opnieuw dezelfde zin afgedrukt. De printer gaat op die manier verder, totdat de pagina volledig gevuld is en de opeenvolgingen van de zin één lange paragraaf vormen.

Als het aantal karakters in de zin korter is dan het maximaal aantal toegelaten karakters op één regel en er geen woorden gesplitst worden, dan kan aangetoond worden dat de paragraaf minstens één kolom zal bevatten die uit allemaal spaties bestaat. Dat laatste volgt uit het feit dat elke regel zal beginnen met alle woorden van de gegeven zin, maar niet noodzakelijk in dezelfde volgorde. Hierdoor volgt er altijd een kolom van spaties na de eerste zin. Vermoedelijk was het T. Robert Scott die het fenomeen van deze lege kolom voor het eerste ontdekte.

de lege kolom
Voorbeeld van een lege kolom die ontstaat als een printer herhaaldelijk de zin The quick brown fox jumps over the lazy dog. afdrukt, waarbij elke regel maximaal 59 karakters mag bevatten.

Invoer

De invoer bestaat uit twee regels. De eerste regel bevat een zin die eindigt op een leesteken. Er staat geen witruimte vooraan en achteraan de zin, en tussen twee opeenvolgende woorden staat telkens één enkele spatie. De tweede regel van de invoer bevat een getal $$n \in \mathbb{N}$$ dat het maximaal aantal karakters aangeeft die op één enkele regel mogen afgedrukt worden. Je mag ervan uitgaan dat de lengte van alle woorden in de gegeven zin kleiner is dan $$n$$.

Uitvoer

De uitvoer bevat een paragraaf die gevormd wordt door het herhaaldelijk uitschrijven van de gegeven zin. Tussen twee opeenvolgingen van de zin staat telkens één enkele spatie. Op één enkele regel mogen maximaal $$n$$ karakters uitgeschreven worden, maar elke regel moet tevens ook zoveel mogelijk woorden van de gegeven zin bevatten. Een regel mag enkel afgebroken worden op de plaats waar een spatie staat, en deze spatie moet dan ook niet meer afgedrukt worden. Hierdoor eindigt een regel ook nooit op een spatie.

Het uitschrijven van de paragraaf kan op twee manieren beëindigd worden. Ofwel eindigt de paragraaf als op de volgende regel terug een nieuwe herhaling van de zin zou gestart worden (met andere woorden: het eerste woord van de regel zou ook het eerste woord van zin zijn). Een paragraaf eindigt ook wanneer ze reeds bestaat uit tien regels.

Voorbeeld

Invoer:

The quick brown fox jumps over the lazy dog.
59

Uitvoer:

The quick brown fox jumps over the lazy dog. The quick
brown fox jumps over the lazy dog. The quick brown fox
jumps over the lazy dog. The quick brown fox jumps over the
lazy dog. The quick brown fox jumps over the lazy dog. The
quick brown fox jumps over the lazy dog. The quick brown
fox jumps over the lazy dog. The quick brown fox jumps over
the lazy dog. The quick brown fox jumps over the lazy dog.