Een bibliotheek kent aan elk van zijn boeken een code toe. Deze code bestaat uit twee natuurlijke getallen (mogelijk met voorloopnullen), van elkaar gescheiden door een koppelteken. Het eerste getal geeft het volgnummer aan van het rek waarop het boek staat en het tweede getal geeft het volgnummer aan van het boek binnen dat rek.

Invoer

De invoer bestaan uit $$t$$ testgevallen ($$t \leq 10.000$$). De eerste regel van de invoer bevat een natuurlijk getal $$t$$. Daarna volgen $$t$$ regels die de verschillende testgevallen omschrijven. Elk testgeval bestaat uit precies één code in het formaat dat hierboven wordt omschreven.

Uitvoer

Schrijf voor elk testgeval een regel uit met daarop:

Rek: x Volgnummer: y

Hierbij zijn $$x$$ en $$y$$ de volgnummers van respectievelijk het rek en het boek binnen rek. Na elk dubbelpunt (:) volgt telkens één enkele spatie. Daarna volgt een vast aantal karakters waarin $$x$$, respectievelijk $$y$$ moeten worden weergegeven. Voor $$x$$ moeten er drie karakters voorzien worden, en voor $$y$$ 4 karakters. Na $$x$$ staan twee spaties. Indien het volgnummer van het rek of het boek voorloopnullen bevatten, dan moeten deze in de uitvoer behouden blijven. Als $$x$$ korter dan 3 karakters is, of $$y$$ korter dan 4 karakters, dan moeten ze rechts uitgelijnd worden weergegeven in de voorziene ruimte.

Voorbeeld

Invoer:

4
10-12
0-0
14-14
07-024

Uitvoer:

Rek:  10  Volgnummer:   12
Rek: 0 Volgnummer: 0
Rek: 14 Volgnummer: 14
Rek: 07 Volgnummer: 024