In paragraaf 9.2 van het handboek wordt een programma beschreven dat een frequentietabel kan bepalen van de woorden in een tekst. De bedoeling van deze oefening is om een functie te schrijven die werkt op een dictionary zoals gemaakt door dat programma, d.w.z. je mag er van uitgaan dat de dictionary strings als sleutels heeft en gehele getallen als waarden. De bedoeling is om een functie te schrijven die teruggeeft hoeveel lange woorden er in de tekst zaten en hoeveel korte woorden (voor een gegeven definitie van kort en lang).
Schrijf een functie langKort die een dictionary en een geheel getal als argument neemt en een tuple van gehele getallen teruggeeft. Het eerste getal in het resultaat is de som van de waarden van de items met een sleutel die een lengte groter dan of gelijk aan het opgegeven geheel getal heeft. Het tweede getal is de som van de andere waarden.
>>> tabel = {'hello': 1, 'world':1}
>>> langKort(tabel, 5)
(2, 0)
>>> langKort(tabel, 6)
(1, 1)
>>> langKort(tabel, 7)
(0, 2)