Derek is verzot op domino. Hij beschikt dan ook over zijn eigen standaard dominoset, bestaande uit 28 rechthoekige stenen. Elke steen wordt in twee vierkanten verdeeld, waarbij elke helft gemarkeerd is met nul tot zes ogen.

dominoset
Een volledig dominoset bestaande uit 28 stenen.

Om het dominospel te kunnen spelen zijn er minstens twee spelers nodig. Layla — de zus van Derek — vertikt het echter om nog mee te spelen, omdat ze altijd het onderspit moet delven als ze het tegen haar broer opneemt. Uit verveling heeft Derek dan maar twee spelletje bedacht die hij alleen kan spelen.

Opgave

Elk dominospelletje begint op dezelfde manier. Derek kiest willekeurig een aantal dominostenen en legt die in een reeks achter elkaar. Deze reeks hoeft dus niet noodzakelijk alle stenen van zijn dominoset te bevatten. In deze opgave stellen we een dominosteen voor als een tuple van twee integers, die het aantal ogen aangeven waarmee beide helften van de steen gemarkeerd zijn. Een reeks dominostenen wordt voorgesteld als een lijst of een tuple van dominostenen. In een reeks dominostenen volgen twee stenen elkaar op als het aantal ogen aan de rechterkant van de linker steen gelijk is aan het aantal ogen aan de linkerkant van de rechter steen.

Bovenstaande functies zijn onafhankelijk van elkaar. Het is dus niet nodig om de functie beginreeks aan te roepen bij de implementatie van de functie dominoreeks.

Voorbeeld

>>> reeks = ((3, 0), (0, 1), (1, 2), (0, 2), (0, 0), (3, 3), (1, 1), (2, 3), (3, 1), (2, 2))
>>> beginreeks(reeks)
3
>>> beginreeks(reeks, draaien=True)
5

>>> reeks = ((1, 3), (2, 0), (1, 0), (0, 3), (1, 1), (0, 0), (3, 3), (2, 2), (3, 2), (1, 2))
>>> dominoreeks(reeks)
[(1, 3), (3, 3), (3, 2), (2, 0), (0, 3)]
>>> dominoreeks(reeks, draaien=True)
[(1, 3), (3, 0), (0, 2), (2, 2), (2, 3), (3, 3)]