Het goudlokjesprincipe stelt dat een bepaalde waarde binnen twee grenzen moet vallen, in plaats van extreme waarden aan te nemen. Als men de effecten van dit principe observeert, spreekt men ook wel van het goudlokjeseffect.
Het goudlokjesprincipe is afgeleid van het kinderverhaal "De drie beren1". In dit verhaal vindt een meisje — Goudlokje genaamd — een huis dat bewoond is door drie beren. Elke beer heeft zijn eigen voorkeur voor eten en bedden. Na alle drie exemplaren van beide zaken te testen, beslist Goudlokje steeds dat één van hen steeds te veel in het ene extreme ligt (te warm of te hard), terwijl een andere te veel in het andere extreme ligt (te koud of te zacht), en de derde altijd "juist goed" is.
Het Goudlokjesprincipe heeft zijn toepassing in verschillende takken van de wetenschap, zoals chemie, biologie, astrobiologie, ontwikkelingspsychologie, …
Vijf regels die op volgorde bevatten: een waarde, een ondergrens, een bovengrens, een eigenschap van te lage waarden en een eigenschap van te hoge waarden. Je mag ervan uitgaan dat de eerste drie waarden gehele getallen zijn en dat de ondergrens kleiner is dan de bovengrens.
De observatie die gemaakt kan worden over de gegeven waarde. Alle waarden die tussen de onder- en bovengrens liggen zijn "juist goed", inclusief de onder- en bovengrens zelf.
Invoer:
20
10
30
koud
warm
Uitvoer:
juist goed
Invoer:
10
20
30
koud
warm
Uitvoer:
te koud
Invoer:
30
10
20
klein
groot
Uitvoer:
te groot