Schrijf een functie kopieer met twee verplichte parameters (bronbestand en doelbestand) waaraan twee bestandlocaties als argument moeten doorgegeven worden.
def kopieer(bronbestand, doelbestand)
Door het aanroepen van deze functie moet de inhoud van het bronbestand gekopieerd worden naar het doelbestand. Indien er reeds een bestand bestond op de locatie doelbestand, dan moet de inhoud van dat bestand overschreven worden. Anders moet een nieuw doelbestand op de aangegeven locatie aangemaakt worden. De functie mag ervan uitgaan dat het bronbestand bestaat.
>>> kopieer('origineel.txt', 'kopie.txt')
>>> kopieer('shaw.txt', 'shaw2.txt')