Schrijf een functie eerstegraadsfunctie(a, b)
die twee integers a en b als parameter heeft. De functie lost de vergelijking
ax + b = 0
op en returnt een antwoordzin (string) met de opgave én oplossing. (Zie voorbeelden)
eerstegraadsfunctie(1, 2)
'De vergelijking 1x + 2 = 0 heeft als oplossing x = -2.0.'
eerstegraadsfunctie(3, 0)
'De vergelijking 3x + 0 = 0 heeft als oplossing x = 0.0.'
eerstegraadsfunctie(-4, 5)
'De vergelijking -4x + 5 = 0 heeft als oplossing x = 1.25.'