3 van de 4 oefeningen waren op voorhand bekend!
Zowel Aapindex en Instructietaal dag 1 waren gegeven bij de extra oefeningen. Tafels van vermenigvuldiging is een oefening uit het boek. Dit wilt zeggen dat enkel Volg de aandelen een nieuwe oefening was.
spanwijdte = float(input()) # input; typecasting (Oefeningen H01.1 Datatype)
lichaamslengte = float(input()) # input; typecasting (Oefeningen H01.1 Datatype)
print(round(spanwijdte / lichaamslengte, 4)) # print; round (oefeningen)
a = int(input()) # input; typecasting (Oefeningen H01.1 Datatype)
b = int(input()) # input; typecasting (Oefeningen H01.1 Datatype)
c = int(input()) # input; typecasting (Oefeningen H01.1 Datatype)
b, c = min(b, c), max(b, c) # "switchen" (Tik Tak 4); max en min functies (H01.3 expert) of gebruik van logische operatoren
# Strings 2
if a > c:
print("Boven beide")
elif a < b:
print("Onder beide")
else:
print("Tussen beide")
d = int(input("aantal dagen")) # input; typecasting (Oefeningen H01.1 Datatype)
mx = -1 # variabelen
mn = None # variabelen
sm = 0 # variabelen
x1 = None # variabelen
crsh = 0 # variabelen
for _ in range(d): # for loop
x2 = float(input()) # input; typecasting (Oefeningen H01.1 Datatype)
if x1 is not None and x2 < 0.5 * x1: # conditionele statements 1
crsh += 1 # verkorte operatoren
mx = max(x2, mx) # H01.3
if mn is None: # conditionele statements 1
mn = x2
mn = min(mn, x2) # H01.3
sm += x2 # verkorte operatoren
x1 = x2 # variabelen
deel1 = f"De hoogste geobserveerde waarde was {round(mx, 1)}, de laagste was {round(mn, 1)}, de gemiddelde waarde was {round(sm / d, 1)}." # f strings
deel2 = "Het aandeel is niet gecrasht." if crsh == 0 else f"Het aandeel is {crsh} keer gecrasht." # conditionele statements 1; f strings
print(deel1, deel2) # print
Enigste dat je nodig hebt van H04 is len
en f strings.
n = int(input("geef n: "))
lijn = " " + (len(str(n)) * " ") + "|"
for i in range(1, n+1):
breedte = len(str(i * n)) - len(str(i)) + 1
lijn = lijn + f"{breedte*" "}{i}"
print(lijn)
print("="*len(lijn))
for i in range(1, n+1): # rij
lijn = (len(str(n)) - len(str(i))) * " " + f"{i} |"
for j in range(1, n+1): # kolom
lijn = lijn + " " + (len(str(j*n)) - len(str(i*j))) * " " + f"{i*j}"
print(lijn)