Samenvatting SELECT

Een SELECT-opdracht start altijd met de kolom(men) te selecteren en te vermelden vanuit (FROM) welke tabel(len) die gegevens komen. Meerdere kolommen worden opgesomd met komma’s (,). Alle kolommen selecteren kan met het *-teken. Met DISTINCT kan je enkel de unieke resultaten van een kolom overhouden.

Daarna kan je met de optionele keywords WHERE en ORDER BY je zoekopdracht verder gaan verfijnen. Zorg er voor dat die keywords altijd in deze volgorde staan:

  1. WHERE
  2. ORDER BY

Met de optionele DESC kan je aflopend (descending) sorteren (hoog naar laag voor cijfers, omgekeerd alfabetisch voor tekst). Als er niets of ASC staat, wordt er oplopend (ascending) gesorteerd bij ORDER BY. De vierkante haken hieronder duiden aan dat ASC of DESC optioneel is. De verticale streep (|) betekent “of”. Die vierkante haken of de verticale streep moet je dus niet typen.

SELECT kolom1, kolom2
FROM tabel
WHERE voorwaarde
ORDER BY kolom1 [ASC | DESC];
Vergelijkende operator Betekenis
= Gelijk aan
<> of != Niet gelijk aan
< Kleiner dan
> Groter dan
<= Kleiner dan of gelijk aan
>= Groter dan of gelijk aan
Operator Betekenis
NOT Niet
AND En
OR Of
NULL Leeg
Jokerteken voor LIKE patroon Betekenis
% 0, 1 of meerdere tekens
_ 1 teken

Deze lessenreeks en Dodona werden ontwikkeld aan de Universiteit Gent (UGent) en worden gratis ter beschikking gesteld voor niet-commerciële educatieve doeleinden.