Een klant doet een aankoop in een winkel, maar kan niet gepast betalen. De winkelier moet dus wisselgeld teruggeven, en wil daarvoor zo weinig mogelijk briefjes en muntstukken gebruiken. Hij beschikt over briefjes van 500, 200, 100, 50, 20, 10, 5 euro en muntstukken van 2 euro, 1 euro en 50, 20, 10, 5, 2 en 1 cent. Schrijf een programma dat de winkelier helpt om te bepalen hoeveel briefjes en muntstukken hij van elke soort moet teruggeven.

Invoer

Twee regels. Op de eerste regel staat het totale bedrag $$t$$ dat de klant moet betalen. Op de tweede regel staat het bedrag $$b$$ dat de klant aan de winkelier betaalt. Beide bedragen zijn uitgedrukt in euro en worden weergegeven als decimale getallen. Je mag ervan uitgaan dat steeds geldt dat $$t \leq b$$.

Uitvoer

Vijftien regels, met daarop telkens één enkel geheel getal, dat het aantal briefjes of muntstukken aangeeft dat van elke soort moet teruggegeven worden. Het aantal briefjes of muntstukken per soort moet in dalende volgorde van waarde worden uitgeschreven: het eerste getal geeft dus aan hoeveel briefjes van 500 euro de winkelier moet teruggeven en het laatste getal hoeveel muntstukken van 1 cent hij moet teruggeven.

Voorbeeld

Invoer:

379.93
1000.00

Uitvoer:

1
0
1
0
1
0
0
0
0
0
0
0
1
1
0