Schrijf een functie $$\verb!grootste_beeldvector()!$$ met als argumenten 2 reƫele matrices $$\mathbf{A}$$
($$N \times N$$) en $$\mathbf{B}$$ ($$N \times M$$). Noem $$\mathbf{x}_j$$ de $$j$$-de kolomvector van de matrix $$\mathbf{B}$$.
Het resultaat van de functie is de kolomvector van $$\mathbf{B}$$ waarvoor $$|| \mathbf{Ax}_j ||$$ maximaal is
(waarbij $$|| \mathbf{x} ||$$ voor de vierkantswortel uit de som van de kwadraten van de componenten van de vector $$\mathbf{x}$$ staat, de zogenaamde $$L_2$$-norm):
$$
||\mathbf{x}|| = \sqrt{ \sum_i \mathbf{x}_i^2}
$$
Indien meerdere beeldvectoren een maximale grootte hebben, kies je de kolomvector van $$\mathbf{B}$$ met
kleinste kolomindex.
Twee NumPy-matrices met respectieve dimensies $$N \times N$$ en $$N \times M$$, met $$N, M > 0$$.
De kolomvector uit het tweede argument (dus een NumPy-matrix met $$N$$ rijen en 1 kolom), die het grootste beeld oplevert.
A = np.matrix([[ 0., 1., 2., 3.], [-10., -17., -19., -15.], [25., 31., 9., 12.], [-7., -9., 12., 3.]]) B = np.matrix([[1., 0., 0.], [0., 1., 0], [0., 0., 1.], [1., 1., 1.]]) grootste_beeldvector(A, B) = [[ 0.] [ 1.] [ 0.] [ 1.]]