Een teken of een sliert van tekens wordt in de meeste programmeertalen een string genoemd. Wanneer je in een variabele een stukje tekst wil bijhouden, dan schrijf je dat stukje tekst tussen aanhalingstekens. Een aantal voorbeelden:

speler_1 = "Dee Dee Karlsson"
mars_wandelaar = ""
emailadres = "[email protected]"

In de bovenstaande statements werd telkens in de code een waarde toegekend aan een variabele. Meestal zal je een stukje tekst aan de gebruiker van je programma vragen. In dat geval krijgen variabelen een waarde via de input()-functie.

speler_1 = input("Geef je naam: ")
emailadres = input("Emailadres: ")

De gebruiker van het programma ziet twee vragen op het scherm verschijnen. Als de gebruiker Dee Dee Karlsson heet en haar e-mailadres [email protected] is, dan krijgen de variabelen speler_1 en emailadres respectievelijk de waarden "Dee Dee Karlsson" en "[email protected]". Maar even goed kan de gebruiker Antonio Donadoni en [email protected] opgeven en dan krijgen beide variabelen een andere waarde.

Bewerkingen

Concatenatie

Met het plusteken (+) kan je twee strings met elkaar verbinden of concateneren.

Een voorbeeld:

speler_1 = "Dee Dee" + " " + "Karlsson"

De strings "Dee Dee", " " en "Karlsson" worden met elkaar verbonden. De waarde van de variabele speler_1 is na het uitvoeren van deze regel code "Dee Dee Karlsson".

Je kan ook variabelen (of de waarden die ze bijhouden) met elkaar verbinden. Een voorbeeld:

voornaam = "Dee Dee"
familienaam = "Karlsson"
speler_1 = voornaam + " " + familienaam

Wat gebeurt er op de derde regel van het bovenstaande codefragment?

Ten slotte kan je een variabele zowel links als rechts van het gelijkheidsteken gebruiken. Een voorbeeld:

speler_1 = "Dee Dee"
speler_1 = speler_1 + " Karlsson"

Wat gebeurt er op de tweede regel van het bovenstaande codefragment?

Een gelijkaardig voorbeeld:

speler_1 = "Karlsson"
speler_1 = "Dee Dee " + speler_1

Repetitie

Om een aantal tekens meerdere keren te herhalen zonder dat je ze moet intikken in de code, kan je het maalteken (*) gebruiken.

Een voorbeeld:

speler_1 = 2 * "Dee "

De waarde van speler_1 is na het uitvoeren van deze regel code "Dee Dee ".

speler_1 = 2 * "Dee " + "Karlsson"

De waarde van speler_1 is na het uitvoeren van deze regel code "Dee Dee Karlsson". Repetitie heeft dus voorrang op concatenatie.