Naast de gekende functies zoals print() zullen we nu een aantal andere basisfuncties leren kennen die je in jouw programma’s kan gebruiken.

De float() functie kan je gebruiken om getallen met één, twee, … getallen na de komma weer te geven. Denk eraan: kommagetallen programmeer je met punten en dus niet met komma’s. Anders krijg je een error. Dit kan je zien in het volgende voorbeeld:

De eerste code werkt, de tweede code geeft een error.

float fouten

int

*len()

Met de len() functie kan je tellen hoeveel letters, cijfers of tekens er aanwezig zijn in jouw code. Let op! len() functie heeft steeds aanhalingstekens nodig en kan je gebruiken met of zonder de print() functie.

Laten we even een voorbeeld bekijken. Stel dat je een zin moet schrijven met precies 30 tekens (cijfers of letters). Je denkt dat de zin “ik heb één zus en twee broers.” precies 30 tekens bevat en wil dit nagaan aan de hand van de len() functie. Dan kan je het volgende programmeren:

str len

Wanneer je op de gele play knop drukt, zie je dat er inderdaad 30 tekens in de zin zitten. De spaties worden namelijk meegeteld. :-)

Let er op dat je bij de len() functie nooit de aanhalingstekens vergeet! Anders krijg je een error!

Laten we de nieuwe functies even herhalen: