Steeds meer van ons dagelijks leven speelt zich online af. Om onze identiteit te bevestigen vragen online diensten vaak om een wachtwoord op te geven. Deze diensten zijn vaak echter niet zomaar tevreden met eender welk wachtwoord. Dit geheel terecht. Meestal worden enkele voorwaarden opgelegd om te verhinderen dat wachtwoorden makkelijk zouden kunnen geraden worden. Een wachtwoord geeft een sterke bescherming als elk van de volgende voorwaarden voldaan zijn
het wachtwoord is minstens 8 karakters lang,
het wachtwoord bevat minstens één hoofdletter,
het wachtwoord bevat minstens één kleine letter,
het wachtwoord bevat minstens één cijfer,
het wachtwoord bevat minstens één speciaal karakter dat geen letter of cijfer is.
Indien drie of vier van deze voorwaarden gelden, geeft het wachtwoord een matige bescherming, en als er minder dan drie voorwaarden voldaan zijn, dan geeft het wachtwoord een zwakke bescherming.
De eerste regel van de invoer bevat een natuurlijk getal $$t$$ ($$1\leq t \leq 100$$) dat aangeeft hoeveel testgevallen er zijn. Daarna volgen t regels die elk één wachtwoord bevatten.
Voor elk wachtwoord moet één van de woorden sterk, matig of zwak uitgeschreven worden, als aanduiding van de sterkte van bescherming van het wachtwoord.
Invoer:
3
wachtwoord
Prog2011
vijf+1=ZES
Uitvoer:
zwak
matig
sterk