Beeld je voor deze opdracht in dat je een leerkracht wiskunde bent. Jouw leerlingen hebben net een proefwerk getallenleer op 50 punten, en een proefwerk meetkunde op 60 punten gehad.
Je schrijft een programma om te helpen met jouw rapportcommentaren. Het programma vraagt als input in aparte lijnen:
De naam van de leerling
Het punt voor getallenleer van de leerling
Het punt voor meetkunde van de leerling
Het programma berekent vervolgens hoeveel procent de leerling had voor getallenleer, hoeveel procent voor meetkunde, en hoeveel procent in totaal. Je rondt deze scores naar beneden af. Vervolgens typt het programma een commentaarzin op het scherm die afhangt van de scores:
Als de ingegeven scores onmogelijk zijn, verschijnt de zin: Je scoorde …/50 voor getallenleer en …/60 voor meetkunde, «naam». Dit kan niet. Geef juiste waarden in!
Als de leerling in totaal geslaagd is, verschijnt de zin: Je scoorde …% op getallenleer en …% op meetkunde, «naam». Je totaalscore is …%. Goed gewerkt!
Als de leerling in totaal niet geslaagd is, verschijnt de zin: Je scoorde …% op getallenleer en …% op meetkunde, «naam». Je totaalscore is …%. Zet je beter in!
Input:
Fokke
3
65
Output:
Je scoorde 3/50 voor getallenleer en 65/60 voor meetkunde, Fokke. Dit kan niet. Geef juiste waarden in!
Input:
Famke
40
13
Output:
Je scoorde 80% op getallenleer en 21% op meetkunde, Famke. Je totaalscore is 48%. Zet je beter in.
Input:
Freek
50
53
Output:
Je scoorde 100% op getallenleer en 88% op meetkunde, Freek. Je totaalscore is 93%. Goed gewerkt!