In deze oefening wordt de oefening Valideer formulier1 verder afgewerkt. Hieronder een correcte koppeling tussen een for-attribuut en een id-attribuut.

Opdracht

  1. Pas de logische functie valideer(bestandsnaam) aan:
    • indien een id niet uniek is, dan moet deze functie ook False teruggeven.
      Je mag nog steeds veronderstellen dat de waarde van een attribuut correct is ingegeven. Er worden dus altijd "-tekens gebruikt in de beschrijving van een attribuut. Gebruik de functie zoek(attribuut, lijn) uit de oefening Valideer formulier2.
    • indien het bestand niet gevonden wordt, dan werpt deze functie een eigen exceptie (type Exception) op met als foutbericht: "'{bestandsnaam}' niet gevonden"

      Daarbij vervang je bestandsnaam door de naam van het bestand dat gecontroleerd werd.

  2. Schrijf procedure controleer_validatie(bestandsnaam) die de validatie controleert van het bestand, opgegeven door de parameter bestandsnaam. De procedure roept de logische functie valideer aan en print exact één lijn uit:
    • indien een fout wordt opgeworpen, dan wordt deze fout opgevangen en print de procedure de foutboodschap.
    • indien er geen fout wordt opgeworpen, dan print de procedure één van beide regels:
      Validatie van 'bestandsnaam' is correct.
      Validatie van 'bestandsnaam' is NIET correct.
      Daarbij vervang je bestandsnaam door de naam van het bestand dat gecontroleerd werd.

Voorbeelden

>>> valideer("zoekFormulier.html")
True
>>> valideer("Formulier_met_fout.html")
False
>>> valideer("foutbestand.html")
Exceptie: 'foutbestand.html' niet gevonden
>>> controleer_validatie("zoek_Formulier.html")
Validatie van 'zoekFormulier.html' is correct.
>>> controleer_validatie("Formulier_met_fout.html")
Validatie van 'Formulier_met_fout.html' is NIET correct.
>>> controleer_validatie("foutbestand.html")
'foutbestand.html' niet gevonden