Matrices kunnen in Python voorgesteld worden als lijsten van lijsten.
We nemen als voorbeeld de volgende 2x3 matrix:
Deze kan in Python voorgesteld worden als een lijst met 2 elementen (=rijen), en elk element is een lijst van 3 elementen.
matrix = [[1,2,3] , [4,5,6]]
Een rijmatrix of kolommatrix zien er dan als volgt uit:
rijmatrix = [[1,2,3]] #de buitenste lijst bevat slechts 1 element (=rij), dit element is opnieuw een lijst.
kolommatrix = [[1],[2],[3]]
We kunnen matrices printen met het gewone print() commando maar dit ziet er onoverzichtelijk uit:
matrix = [[1,2,3] , [4,5,6]]
print(matrix)
Daarom is het aangeraden om elke rij op een aparte lijn te printen. Dit kan met een eenvoudige for-loop:
matrix = [[1,2,3] , [4,5,6]]
for rij in matrix:
print(rij)
Een element uit de i-de rij en de j-de kolom halen is eenvoudig, maar je moet 1 ding in het achterhoofd houden: Python begint te tellen vanaf 0!
Een element uit de i-de rij en de j-de kolom bekom je dus met het commando matrix[i-1][j-1]
Enkele voorbeeldjes:
matrix = [[1,2,3] , [4,5,6]]
print(matrix[0][0]) --> 1
print(matrix[0][2]) --> 3
print(matrix[1][1]) --> 5
print(matrix[2][1]) --> error! Want deze matrix heeft maar 2 rijen.
Om de dimensies van een matrix te achterhalen, kunnen we gebruikmaken van de functie len().
matrix = [[1,2,3] , [4,5,6]]
m = len(matrix)
n = len(matrix[0])
print(m)
print(n)