Functies vormen een essentieel onderdeel van het programmeren. Je hebt in de vorige lessen al enkele basisfuncties gebruikt. Zo geeft de functie print()
iets weer op het scherm. De functie type()
bepaalt dan weer een datatype.
Later zullen we zelf eigen functies gaan samenstellen, maar eerst zal het handig zijn om kennis te maken met enkele functies die Python reeds voor ons klaar heeft.
Handige functies die we meteen kunnen gebruiken zijn abs()
, min()
en max()
, pow()
en round()
. Beoordeel zelf wat het nut van deze functies in met behulp van het vorige voorbeeld.
x = -2
y = 3
z = 1.27
print( 'abs( x ):', abs( x ) )
print( 'max( x, y, z ):', max( x, y, z ) )
print( 'min( x, y, z ):', min( x, y, z ) )
print( 'pow( x, y ):', pow( x, y ) )
print( 'round( z, 1 ):', round( z, 1 ) )
Schrijf een programma dat drie gehele getallen vraagt en dan het maximum, minimum en het gemiddelde van drie getallen weergeeft.
Zorg dat het gemiddelde afgerond wordt op 2 cijfers na de komma.
Voor de achtereenvolgende invoer 12
, 5
, 8
verschijnt:
maximum: 12
minimum: 5
gemiddelde: 8.33