Oefening 23

Elke klas krijgt een mand met paaseitjes. Bereken hoeveel eitjes elke leerling krijgt en hoeveel eitjes er over zijn in de mand.

Invoer

2 getallen

Uitvoer

Het aantal eitjes per leerling en het aantal eitjes dat overblijft in de mand.

Voorbeeld 1

Invoer

72
16

Uitvoer

Elke leerling krijgt 4 eitjes. Er zijn nog 8 eitjes over in de mand.

Voorbeeld 2

Invoer

156
22

Uitvoer

Elke leerling krijgt 7 eitjes. Er zijn nog 2 eitjes over in de mand.