Bij het programmeren is tekst onmisbaar, onder andere om met gebruikers te kunnen communiceren of bepaalde gegevens te kunnen opslaan. Zo gebruikten we in het vorige hoofdstuk bijvoorbeeld de tekst 'Wat is je naam?'
om een boodschap naar de gebruiker over te brengen. Het type van deze boodschap noemen we in het jargon een string.
đ Voorbeeld - Geheugen đ§
x = 'Onthoud je deze tekst even?' print(x) print('We kunnen ook rechtstreeks tekst tonen!')
â Begrip - string
Het type
string
is het type dat een stuk letterlijke tekst voorstelt. Die letterlijke tekst bestaat uit nul, ÊÊn of meer tekens.
Waarden van het type string worden geschreven tussen aanhalingstekens. Dit kunnen zowel enkele aanhalingstekens â als dubbele aanhalingstekens â zijn.
đ§ Wist je dat
âĻ het woord string komt van het Engelstalige woord voor een draad? Omdat een string opgeslagen wordt als een aaneengeregen reeks van karakters (bijvoorbeeld letters, cijfers of leestekens).
đ Voorbeeld - Inputs zijn strings
Ook gegevens die de gebruiker ingeeft, kunnen als string bijgehouden worden.
print('Welke kleur heeft je fiets?') kleur = input() print('Ik hou van ' + kleur + ' voor een fiets!')
De variabele
kleur
bevat hier een string waarde.Probeer deze code eens uit te voeren in de sandbox!
Merk op dat we hierboven verschillende stukken tekst aan elkaar plakken met een +
. Dit werkt zowel wanneer we de tekst rechtstreeks combineren: 'Hallo ' + 'daar!'
als wanneer deze in een variabele opgeslagen is: 'Hallo ' + naam.