Lidar (LIght Detection And Ranging) is een technologie die de afstand tot een object of een oppervlak bepaalt door middel van laserpulsen. De techniek is vergelijkbaar met radar, waarbij radiogolven gebruikt worden in plaats van licht. De afstand wordt bepaald door het meten van de tijd die verstrijkt tussen het uitzenden van een puls en het opvangen van de reflectie ervan.

LIDAR
Deze lidar kan gebruikt worden om gebouwen, rotsformaties, … te scannen en daarvan een 3D-model op te bouwen. De lidar kan zijn laserstraal over een breed gebied richten: de kop roteert horizontaal en een spiegel helt verticaal over. De laserstraal wordt gebruikt om de afstand te meten tot het eerste object dat op het op zijn pad tegenkomt.

Lidar werkt volgens hetzelfde principe als radar: een signaal wordt uitgezonden en de reflectie ervan wordt enige tijd later weer opgevangen. Het verschil tussen lidar en radar is dat lidar gebruik maakt van een laserstraal terwijl radar gebruik maakt van radiogolven. Hierdoor kunnen met lidar veel kleinere objecten gedetecteerd worden dan met radar. De golflengte van radiogolven ligt immers rond de 1 cm, terwijl deze van laserlicht tussen de 10 $$\mu m$$ en 250 nm ligt. Bij deze golflengte zullen kleine objecten de golven beter reflecteren.

De formule die gebruikt wordt voor het bepalen van de afstand tot een object is: \[d = \frac{c \cdot t}{2 \cdot n}\] Hierbij stelt $$d$$ de afstand (in meter) tot het object voor, $$t$$ de tijd (in seconden) die de laserstraal nodig heeft om heen en terug te reizen, $$c$$ de lichtsnelheid in vacuüm (299792458 m/s) en $$n$$ de refractieindex. In lucht is de refractieindex onder standaardomstandigheden gelijk aan 1,000277.

Invoer

Een getal $$t \in \mathbb{N}$$ dat de tijd in nanoseconden voorstelt. 1 nanoseconde is gelijk aan $$10^{-9}$$ seconden.

Uitvoer

De afstand $$d$$ (in meter) tot het object (waarbij we standaardomstandigheden van de lucht veronderstellen).

Voorbeeld

Invoer:

100

Uitvoer:

14.985471924276975 meter