Inflatie betekent dat het algemene prijsniveau van goederen en diensten stijgt. Met andere woorden: je geld wordt minder waard, omdat je er minder mee kunt kopen dan voorheen.

Inflatie wordt meestal gemeten met een consumentenprijsindex (CPI), die kijkt naar de prijsverandering van een “mandje” van veelgebruikte producten (zoals voedsel, energie en huur).

Foto door Hook Tell

De inflatie kan je berekenen door de consumentenprijsindex te vergelijken met de consumentenprijsindex in het verleden:

\[\text{inflatie} = {\frac{\text{prijsindex}_{\text{huidig}} - \text{prijsindex}_{\text{vorig}}}{\text{prijsindex}_{\text{vorig}}} }\cdot 100\]

De meeste centrale banken geven aan dat een inflatie rond 2% gezond is: ook al heb je lichte prijsstijgingen, de waarde van de schulden gaat omlaag.

Opgave

Programmeer de functie inflatie_barometer() die als argumenten de vorige consumentenprijsindex en de huidige consumentenprijsindex vraagt. De functie geeft een maat voor de inflatie terug.

Voorbeelden

>>> inflatie_barometer(101.23, 104.23)
gezonde inflatie

>>> inflatie_barometer(102.38, 109.26)
hoge inflatie