Hoewel dit hoofdstuk over binaire bestanden gaat, werden in de vorige twee opgaves geen binaire bestanden gebruikt. Er valt gewoon niet veel te oefenen met binaire bestanden: de problemen bij dit soort bestanden betreffen het behandelen van bytes, en dat is wat de vorige twee opgaves deden. Maar om te completeren wat deze twee opgaves begonnen, kun je nu een programma schrijven dat tekstbestanden comprimeert en decomprimeert.
Schrijf een programma dat vraagt om een invoerbestand, dat moet bestaan, en een uitvoerbestand, dat niet mag bestaan. Daarna vraagt het programma of je wilt comprimeren of decomprimeren. Als je ervoor kiest om te comprimeren, wordt het invoerbestand gecomprimeerd volgens de bovengenoemde methode, en als uitvoerbestand weggeschreven. Als je ervoor kiest om te decomprimeren, wordt het invoerbestand gedecomprimeerd onder de aanname dat het eerder gecomprimeerd is middels de bovengenoemde methode, en als uitvoerbestand weggeschreven. Dus je zou het originele tekstbestand weer terug moeten kunnen krijgen door eerst te comprimeren en dat te decomprimeren.
Je doet er goed aan eerst het hele bestand in het geheugen te lezen voordat je gaat (de)comprimeren, zodat je niet in de problemen komt als de byte string in een halve byte eindigt in plaats van in een hele byte na compressie. Je doet er ook goed aan zowel het invoerbestand als het uitvoerbestand als binaire bestanden te behandelen.