Opdracht

Lees een bedrag in (als een geheel getal) en bepaal met behulp van de computer het minimale aantal briefjes van 10 en 5 euro en het aantal muntstukken van 1 euro zodat deze samen het bedrag vormen.

Invoer

Het bedrag als geheel getal.

Uitvoer

Het aantal biljetten van 10 euro en van 5 euro
en het aantal muntstukken van 1 euro.

Voorbeeld

Invoer

77

Uitvoer

Aantal biljetten van 10 euro: 7
Aantal biljetten van 5 euro: 1
Aantal muntstukken van 1 euro: 2