Je hebt zojuist gezien hoe je met een if-statement een bepaald stukje code wel kan laten uitvoeren wanneer de voorwaarde waar (True) is of juist niet kan laten uitvoeren wanneer de voorwaarde niet waar (False). Zie hieronder nogmaals de voorbeelden die je bij die uitleg had gezien.

Voorbeeld 1 (voorwaarde is True) 
a = 1

if 5 > 3:
    a = 2
Wat gebeurt er hier?
  1. De waarde 1 wordt opgeslagen in de variabele a.
  2. De if-statement controleert de voorwaarde achter het woord if. In dit geval kijken we of 5 groter is dan 3 met de vergelijking >.
  3. Omdat die vergelijking waar (True) is, wordt de ingesprongen regel a = 2 uitgevoerd.
  4. Na de if is de waarde van a dus 2.
Voorbeeld 2 (voorwaarde is False) 
a = 1

if 5 > 10:
    a = 2
Wat gebeurt er hier?
  1. De waarde 1 wordt opgeslagen in de variabele a.
  2. De if-statement controleert de voorwaarde achter het woord if. In dit geval kijken we of 5 groter is dan 10 met de vergelijking >.
  3. Omdat die vergelijking niet waar (False) is, wordt de ingesprongen regel a = 2 niet uitgevoerd.
  4. Na de if is de waarde van a dus nog steeds 1.


Je hebt bij deze uitleg enkel het vergelijkingssymbool > gezien. Maar natuurlijk zijn er ook andere symbolen waarmee je dingen kan vergelijken:

Symbool Uitleg Voorbeelden (True / False)
> Groter dan 5 > 3 → True / 2 > 4 → False
< Kleiner dan 3 < 5 → True / 6 < 1 → False
>= Groter dan of gelijk aan 5 >= 5 → True / 2 >= 3 → False
<= Kleiner dan of gelijk aan 3 <= 4 → True / 7 <= 6 → False
== Gelijk aan 4 == 4 → True / 4 == 5 → False
!= Niet gelijk aan 4 != 5 → True / 6 != 6 → False


Opdracht

Vervang de underscores (____) in de code zodat de regel a = 2 wel uitgevoerd wordt. Zorg dat je het symbool >= gebruikt.

a = 1

if ____:
    a = 2

De rest van de code mag je niet veranderen.