Een timmerman beschikt over drie houten balken van verschillende lengtes. Hij wil weten of hij hiermee een driehoekig frame in elkaar kan knutselen, zonder dat hij hierbij de balken moet verzagen.
Dit zal enkel kunnen als de driehoeksongelijkheid geldt voor elk van deze drie balken. Deze ongelijkheid zegt dat voor drie zijden
De lengtes van de drie houten balken, gegeven als reƫle getallen die elk op een afzonderlijke regel staan. Merk op dat de lengtes niet noodzakelijk gerangschikt zijn van klein naar groot.
De vermelding "mogelijk" of "onmogelijk" naargelang het al dan niet mogelijk is om met de drie balken een driehoek te vormen.
Invoer:
1.5 1.5 3.0
Uitvoer:
onmogelijk
Invoer:
4.0 6.0 5.0
Uitvoer:
mogelijk