Je hebt geleerd dat je functies kan maken die bij een bepaalde invoer een zekere uitvoer geven. In Python zitten al heel veel functies standaard verwerkt die je kan gebruiken. We zullen er een aantal bekijken.
Hier bekijken we de
"4" (in plaats van het gehele getal (integer) 4)."5.2" (in plaats van het kommagetal (float) 5.2)."-9" (in plaats van het gehele getal (integer) -9)."11" (de uitvoer is dus hetzelfde als de invoer).In een volledig programma zou dus het volgende kunnen voorkomen:
a = 5
b = str(a)
Dit heeft als gevolg dat de waarde van a het gehele getal 5 is, en de waarde van b de tekst (string) "5" is. a en b hebben dus verschillende soorten gegevens (datatypes) opgeslagen.
a aan met de waarde 5.b aan die de waarde van a omgezet naar een string opslaat.