De hoofdstukken tot dit punt bespraken een manier van programmeren die vaak “gestructureerd programmeren” of “imperatief programmeren” genoemd wordt. Deze aanpak betreft programma’s die bestaan uit een sequentie van statements, beslissingen, en loops. Je kunt ieder programmeerprobleem oplossen middels deze aanpak. In de laatste decennia echter zijn er andere programmeer “paradigma’s” ontwikkeld, die helpen bij het ontwerpen en implementeren van grote programma’s. Een van de meest succesvolle paradigma’s is “object oriëntatie,” en de meeste moderne programmeertalen ondersteunen dit paradigma. Python is eigenlijk een object-georiënteerde taal.
Hoewel object oriëntatie een natuurlijke manier biedt om problemen en oplossingen te bezien, is het behoorlijk lastig om een object georiënteerd programma te ontwerpen. De reden dat het lastig is, is dat je het probleem dat je onderhanden hebt moet doorgronden in al zijn aspecten, voordat je begint met programmeren. Voor de meer complexe problemen kan dit behoorlijk overweldigend zijn, zeker als je weinig ervaring hebt met programmeren. Maar voor de grotere problemen moet je zowiezo veel tijd besteden aan het analyseren van je oplossing, en de object georiënteerde aanpak kan dan behulpzaam zijn bij het creëren van die oplossing. Je zult ook ontdekken dat de meeste modules object georiënteerd zijn opgezet, en dat object oriëntatie ook nuttig kan zijn bij de aanpak van kleinere problemen.
Omdat object oriëntatie een erg breed onderwerp is, ga ik er meerdere hoofdstukken aan besteden, waarvan dit de eerste is. Dit hoofdstuk bediscussieert de basis van object oriëntatie, en laat de meer gespecialiseerde (en krachtige!) aspecten van object oriëntatie over aan latere hoofdstukken.