Python maakt een onderscheid in verschillende datatype. Wanneer jij op papier drie + 5 ziet staan reken jezelf eenvoudig uit dat dit 8 is. Voor een computer is dat niet vanzelfsprekend en dient men voorzichtig en accuraat met datatypes omgaan. We beginnen met het introduceren van 3 datatypes en zullen dit verder uitbreiden in latere hoofdstukken.
| Datatype | Naam | Beschrijving |
|---|---|---|
| Integer | Geheel Getal | Een geheel getal zonder decimalen, kan positief of negatief zijn. Voorbeeld: -5, 0, 42. |
| Float | Kommagetal | Een getal met decimalen, gebruikt voor waarden die een breuk kunnen zijn. Voorbeeld: 3.14, -0.001. |
| String | Tekst | Een reeks karakters, gebruikt om tekstuele informatie op te slaan. Voorbeeld: “Hallo”, ‘Python’. |
Om te achterhalen welk type een object is kan je werken met de functie type. Deze neemt één argument en geeft als resultaat het datatype van het argument.
Type casting of datatype conversie is het omzetten van een datatype naar een andere. Bijvoorbeeld van een float naar een integer.
| Functie | Beschrijving | Voorbeeld |
|---|---|---|
int() |
Converteert een waarde naar een geheel getal. | int(2.8) → 2 |
float() |
Converteert een waarde naar een vloeiende kommagetal. | float("3.14") → 3.14 |
str() |
Converteert een waarde naar een string. | str(123) → "123" |