Op een bepaald tijdstip op een dag in december stel je een timer in die een aantal uur later zal aflopen.
Schrijf een programma dat vraagt naar de datum (1–31), het tijdstip (0–23) en de duur van de timer (een natuurlijk getal). Bereken de datum en het tijdstip wanneer de timer afloopt. Je mag hierbij aannemen dat de timer altijd in de loop van de maand zal aflopen. Het programma toont deze twee natuurlijke getallen op één lijn (eerst datum, dan tijdstip). Schrijf minstens één lijn commentaar en gebruik minstens vijf variabelen.
Invoer:
Geef de datum (in december) waarop de timer wordt gestart: 5
Geef het tijdstip waarop de timer wordt gestart: 11
Geef de duur (in uur) van de timer: 657
Uitvoer:
1 20