Maak een klasse Geld waarvan de objecten overeenkomen met bedragen in Euro, bvb. € 10,67 en € 456,89

Instantievariabelen

Er zijn twee instantievariabelen:

• een int centen
• een int euros

Methodes

• De klasse bevat uitgebreide constructor met als enige argument bedrag. De constructor initialiseert de instantievariabelen aan de hand van het objecttype.
  • Als bedrag een int is, wordt het gebruikt voor het initialiseren van de euros instantievariabele. De centen instantievariabele wordt gelijkgesteld aan 0. Indien de parameter kleiner is dan 0 wordt in de console de volgende tekst weergeven:

    Negatieve bedragen zijn niet toegelaten

  • Als bedrag een float is, wordt het deel voor de komma gebruikt om de euros instantievariabele te instantieren, het deel na de komma voor de centen instantievariabelen. Indien de parameter kleiner is 0 dan wordt in de console de volgende tekst weergeven:

    Negatieve bedragen zijn niet toegelaten

  • Als bedrag een Geld object is, worden de euros en centen van het Geld object gebruikt voor het initaliseren van de euros en centen.

  • Als bedrag een str is, geeft de opgegeven string het bedrag weer in het formaat € XX..X,YY (komma altijd aanwezig). Uit deze string worden de waarden gehaald voor de instantievariabelen. Indien de parameter een ongelddige string bevat, wordt in de console de volgende tekst weergegeven:

    Opmaak Geld string niet correct

• getters voor de twee instantievariabelen
• Een methode __str__ die het bedrag als string retourneert als volgt € [euros].[centen]. Opgelet: test zeker je methode zodat deze ook werkt voor Geld objecten waarbij centen < 10.
• Een methode vermenigvuldigen met als argument een int n. De methode vermenigvuldgt het object dat de methode oproept met n en retourneert het resultaat als object.
• Een methode optellen met als argument een andere Geld object. De methode telt bij het object dat oproept het opgegegen object en retourneert het resultaat.