Je hebt het for … in … commando regelmatig gebruikt. Het is je wellicht opgevallen dat het op allerlei verschillende manieren gebruikt wordt.

for i in [1,2,3,4]:
    print( i, end=" " )
print()
for i in ( "pi", 3.14, 22/7 ):
    print( i, end=" ")
print()
for i in range( 3, 11, 2 ):
    print( i, end=" ")
print()
for c in "Hallo":
    print( c, end=" " )
print()
for key in { "appel":1, "banaan":3 }:
    print( key, end=" " )

Lists, strings, en dictionaries zijn alle “iterabelen” (een vernederlandsing van het Engelse woord “iterable”), wat betekent dat ze gebruikt mogen worden in for … in … statements. Vele andere objecten kunnen ook als iterabelen gebruikt worden. Je kunt ervoor zorgen dat dat ook geldt voor instanties van je eigen classes.

Een “iterator” is een object dat een nieuwe element retourneert iedere keer dat je de standaardfunctie next() aanroept met het object als argument. Als het object niks meer heeft dat geretourneerd kan worden, genereert het een StopIteration exception. Als je deze exception wilt vermijden, kun je een optioneel tweede argument aan next() meegeven, dat geretourneerd wordt als de iterator niks meer heeft. Je kunt van iedere iterabele een iterator object maken middels de standaardfunctie iter().

iterator = iter( ["appel", "banaan", "kers"] )
print( next( iterator, "END" ) )
print( next( iterator, "END" ) )
print( next( iterator, "END" ) )
print( next( iterator, "END" ) )

Je kunt iteratoren gebruiken in for … in … statements.

iterator = iter( ["appel", "banaan", "kers"] )
for fruit in iterator:
    print( fruit )

Iterabele objecten

Een object dat dient te functioneren als iterabele moet de volgende twee methodes bevatten:

Je kunt alle elementen van een iterabele doorlopen met for … in …. Er zijn drie manieren om zulke iterabele objecten te maken. De eerste twee beginnen met de iterabele als een container die een sequentie van elementen bevat.

De eerste manier verwijdert, iedere keer als __next__() wordt aangeroepen, één van de elementen en retourneert het, waarna de iterabele dus één element minder bevat. Wanneer alle elementen behandeld zijn, zal het bij iedere volgende aanroep StopIteration genereren. Hier is een voorbeeld van zo’n iterator die de eerste tien getallen van de Fibonacci reeks retourneert.

class Fibo:
    def __init__( self ):
        self.seq = [1,1,2,3,5,8,13,21,34,55]
    def __iter__( self ):
        return self
    def __next__( self ):
        if len( self.seq ) > 0:
            return self.seq.pop(0)
        raise StopIteration()

fseq = Fibo()
for n in fseq:
    print( n, end=" " )

De tweede manier houdt een index bij in de sequentie van elementen, en verhoogt die index bij iedere aanroep van __next__(), waarna het corresponderende element geretourneerd wordt. Wanneer de index buiten de grenzen van de sequentie komt, wordt StopIteration gegenereerd. Je kunt op deze manier een herbruikbare iterabele maken, als je een methode toevoegt die de index weer op nul zet.

class Fibo:
    def __init__( self ):
        self.seq = [1,1,2,3,5,8,13,21,34,55]
        self.index = -1
    def __iter__( self ):
        return self
    def __next__( self ):
        if self.index < len( self.seq )-1:
            self.index += 1
            return self.seq[self.index]
        raise StopIteration()
    def reset( self ):
        self.index = -1

fseq = Fibo()
for n in fseq:
    print( n, end=" " )
print()
fseq.reset()
for n in fseq:
    print( n, end=" " )

De derde manier maakt van de iterabele niet een container met elementen, maar een object dat het volgende element berekent wanneer __next__() wordt aangeroepen. Een dergelijke iterabele kan eindig zijn, maar kan in principe ook een oneindige aantal elementen retourneren. Je kunt de iterabele ook opnieuw laten beginnen als je een methode toevoegt om de berekening opnieuw te initialiseren.

class Fibo:
    def reset( self ):
        self.nr1 = 0
        self.nr2 = 1
    def __init__( self, maxnum=1000 ):
        self.maxnum = maxnum
        self.reset()
    def __iter__( self ):
        return self
    def __next__( self ):
        if self.nr2 > self.maxnum:
            raise StopIteration()
        nr3 = self.nr1 + self.nr2
        self.nr1 = self.nr2
        self.nr2 = nr3
        return self.nr1

fseq = Fibo()
for n in fseq:
    print( n, end=" " )
print()
fseq.reset()
for n in fseq:
    print( n, end=" " )

Waarschuwing

Wees erg voorzichtig met het bouwen van een iterabele die een oneindig aantal elementen kan retourneren. Programmeurs gaan ervan uit dat for … in … geen eindeloze loop kan veroorzaken, maar in het voorbeeld hierboven kan een eindeloze loop ontstaan als ik geen limiet aan het aantal elementen stel. Bij een dergelijke iterabele kun je het beste een verplicht maximum stellen aan het aantal elementen, wat ik in dit voorbeeld doe door de parameter maxnum op te nemen.

Creëer een iterator die alle kwadraten van integers tussen 1 en 10 genereert. Je mag zelf kiezen welke aanpak je volgt.

Gedelegeerde iteratie

In de voorbeelden hierboven werd een iterabele gecreëerd door het aanroepen van de __iter__() methode voor een object, dat zichzelf retourneert. Dat hoeft niet op die manier. Een iterabele mag de iteratie delegeren11 aan een ander object, dat wordt aangemaakt door de iterabele en geretourneerd wordt als de __iter__() methode wordt aangeroepen.

class FiboIterable:
    def __init__( self, seq ):
        self.seq = seq
    def __next__( self ):
        if len( self.seq ) > 0:
            return self.seq.pop(0)
        raise StopIteration()

class Fibo:
    def __init__( self, maxnum=1000 ):
        self.maxnum = maxnum
    def __iter__( self ):
        nr1 = 0
        nr2 = 1
        seq = []
        while nr2 <= self.maxnum:
            nr3 = nr1 + nr2
            nr1 = nr2
            nr2 = nr3
            seq.append( nr1 )
        return FiboIterable( seq )

fseq = Fibo()
for n in fseq:
    print( n, end=" " )
print()
for n in fseq:
    print( n, end=" " )

Deze aanpak heeft een aantal voordelen:

zip()

Je kunt tuples creëren die de elementen bevatten van meerdere iterabelen middels de standaardfunctie zip(). Om een eenvoudig voorbeeld te geven:

z = zip( [1,2,3], [4,5,6], [7,8,9] )
for x in z:
    print( x )

Een zip-object is een iterator, dat wil zeggen, je kunt het zip-object zelf niet printen, maar je kunt de elementen van het object doorlopen via een for … in … constructie. Het \(i\)de element van het zip-object bestaat uit de \(i\)de elementen van ieder van de iterabelen die als argumenten gebruikt worden. Als deze iterabelen van ongelijke lengte zijn, dan is de lengte van het zip-object gelijk aan de kortste lengte van de argumenten.

In het voorbeeld hierboven heb ik lists gebruikt als argumenten, maar je kunt iedere iterabele als argument gebruiken. Bijvoorbeeld, in de code hieronder zip ik een range, een iterator, en een list comprehension.

class Dubbel:
    def __init__( self ):
        self.seq = [2*x for x in range( 1, 11 )]
    def __iter__( self ):
        return self
    def __next__( self ):
        return self.seq.pop(0)

seq = zip( range( 1, 11 ), Dubbel(), [3*x for x in range(1,11)] )
for x in seq:
    print( x )

Creëer een zip-object dat tuples met twee elementen produceert: het eerste element is een integer, lopend van 1 tot 10. Het tweede element is het kwadraat van het eerste element.

reversed()

De ingebouwde functie reversed() creëert vanuit een iterabele een iterator die de elementen van de iterator in omgekeerde volgorde verwerkt. De iterabele wordt als argument meegegeven. Niet alle iterabelen kunnen omgekeerd worden, maar de iterabelen die onderdeel zijn van standaard Python (zoals lists) kunnen het in ieder geval. Als je ervoor wilt zorgen dat een iterabele die je zelf creëert middels reversed() omgekeerd kan worden, moet je de Python documentatie bestuderen.

fruitlist = ["appel", "peer", "kers", "banaan"]
for fruit in reversed( fruitlist ):
    print( fruit )

sorted()

De ingebouwde functie sorted() creëert vanuit een iterabele een iterator die de elementen van de iterator gesorteerd verwerkt. De iterabele wordt als argument meegegeven. Er zijn daarnaast twee optionele argumenten. De eerste is key=<key>, waarbij <key> de naam is van een functie die gebruikt wordt om de key van het sorteerproces te definiëren. Dit werkt gelijk aan de key=<key> parameter voor de list sort() methode – zie hoofdstuk 132 voor meer informatie. Als geen key wordt meegegeven is de sorteervolgorde voor strings alfabetisch, en voor getallen numeriek. Voor andere data types, of gemixte data types, hangt het van de specificatie van het key argument af. Het tweede optionele argument is reverse=<boolean>, dat via True of False aangeeft of de sortering een omgekeerd resultaat moet geven.

fruitlist = ["appel", "peer", "kers", "banaan"]
for fruit in sorted( fruitlist ):
    print( fruit )
  1. De naam “gedelegeerde iteratie” heb ik zelf bedacht. Als er een “officiële” naam voor deze werkwijze bestaat, hoor ik dat graag. 3