Waarom zou je functies willen creëren? Er zijn een hoop goede redenen:
Je hebt een bepaalde functionaliteit voor je code nodig die je onafhankelijk van de rest van je programma wilt ontwikkelen. Als je een dergelijke functionaliteit in een functie stopt, betekent dat dat je nadat de functie gebouwd en getest is, je de functionaliteit kunt gebruiken zonder er verder over na te denken.
Er is een bepaalde functionaliteit die je op meerdere plekken in je programma nodig hebt, en je kunt beter die functionaliteit in een functie stoppen die op meerdere plekken aangeroepen wordt, dan dat je de code naar al die plekken kopieert.
Je hebt een functionaliteit in je code nodig die je kunt aansturen middels parameters. Als je dergelijke functionaliteit in een functie stopt, worden de parameters duidelijker en wordt de code gemakkelijker te lezen en te onderhouden.
Je programma is te lang om de inhoud goed te blijven overzien. Door de code op te splitsen in functies blijf je veel langer grip houden op de inhoud en werking.
Je hebt een probleem dat je te lastig vindt om in één keer op te lossen. Je besluit het probleem op te splitsen in meerdere sub-problemen die je wel aankunt. Functies zijn een natuurlijke manier om een dergelijke aanpak vorm te geven.
Een programma dat diep geneste condities of loops bevat, wordt veel leesbaarder als dieper geneste gedeeltes in een functie geplaatst worden.
Het hergebruik van code wordt goed gefaciliteerd door delen van code in functies te plaatsen.
Code die beschikbaar gesteld moet worden aan andere programmeurs, kan verspreid worden door gedocumenteerde functies in modules te plaatsen.
Over het algemeen gesproken, kunnen de voordelen van functies worden samengevat als een middel om de volgende zaken te bewerkstelligen:
Encapsulatie: Het “inpakken” van een nuttig stuk code op zo’n manier dat het gebruikt kan worden zonder kennis van de specifieke werking van de code
Generalisatie: Het geschikt maken van een stuk code voor diverse situaties door gebruik te maken van parameters
Beheersbaarheid: Het verdelen van een complex programma in gemakkelijk-te-bevatten delen
Onderhoudbaarheid: Het gebruik maken van betekenisvolle functienamen en logische opdelingen om een programma beter leesbaar en begrijpbaar te maken
Herbruikbaarheid: Het faciliteren van de overdraagbaarheid van code tussen programma’s
Recursie: Het beschikbaar maken van een techniek die “recursie” heet, wat het onderwerp is van hoofdstuk 101.